Blogs

Dante 700 Juli 2021 Paradiso deel II

Canto XVIII

In dit Canto gaat Dante verder met het noemen van christenen, wier heldendaden in de bijbel, heldendichten of in ridderromans zijn beschreven.

Maar alvorens dat te doen, kan hij het niet laten de schoonheid van Beatrice te beschrijven.

Hij zegt, zo mooi, ik kan dat niet beschrijven, ik vertrouw mijn eigen zeggingskracht niet, ondertussen zegt hij toch:

Tanto poss’io di quel punto ridire

che, rimirando lei, lo mio affetto

libero fu da ogne altro disire,

fin che ‘l piacere etterno, che diretto

raggiava in Beatrice, dal bel viso

mi contentava col secondo aspetteo.

(Ik kan van dat moment slechts memoreren*(Canto XVIII13-18)

Dat ik, terwijl ik keek naar haar gelaat,
Niets anders dan die aanblik kon begeren,

Totdat de schoonheid Gods, in overmaat

Weerspiegeld in de blik van mijn beminde

Mij met haar gloed ten volle had verzaad.)

En dan roept Beatrice Dante op bij de les te blijven, begrijpend dat Dante zo van haar onder de indruk is.

Vincendoi me col lume d’un sorriso, (Canto XVIII19-22)

ella mi disse: ‘Volgiti e ascolta;

ché non pur ne’miei occhi è paradiso.

(Zij sprak terwijl haar glimlach mij verblindde:

‘Wend je nu van mij af en luister, want

De hemel is ook buiten mij te vinden’.)

Je ziet deze scene zo goed voor je, Dante zeer onder haar indruk, kan zijn ogen niet van haar afhouden, maar zij houdt hem met beide benen op de vloer.

Cacciaguida volgt met het noemen van namen, zij die zweven in het eerder genoemde Griekse kruis, Jozua, onder wiens keizerschap het Beloofde land werd veroverd, Judas Maccabaeus, een Joodse aanvoerder, Karel de Grote, in 800 tot keizer gekroond, Roeland van het Roelandslied, Guillaume en Rainouart, ridders, Godfried van Bouillon en Robert Guiscard.

Wederom laat Dante zich gaan in de beschrijving van de schoonheid van Beatrice, nog mooier dan hiervoor nu ze naar de volgende hemelsfeer, de zesde, die van Jupiter, zijn opgestegen. Zij zien de zielen, een M vormend, uitgroeiend tot een adelaar, het symbool van de Monarchia. Maar verwijst ook naar de laatste letter M van het woord ‘Iustitiam’.

Vervolgens worden meer letters beschreven, samen vormend de tekst: Diligite iustitiam qui iudicatis terram, of te wel: ‘Bemint de gerechtigheid, gij heersers der aarde’. (uit het Boek der Wijsheid)

Tot slot vraagt Dante de Geest die de wereld beweegt, om invloed uit te oefenen op al die kerkleiders die hun macht misbruiken, zich schuldig maken aan simonie of mensen de toegang tot de communie ontzeggen, omdat zij het leven van de Pausen dwarszaten.

Canto XIX

Na een lofzang over de adelaar, roept Dante wederom de vraag op die hij ook in de Hel gesteld heeft, hoe zit het nu met al diegene die nooit van Christus hebben gehoord of diegene die buiten hun schuld ongedoopt gestorven zijn.

Als antwoord geeft hij aan dat diegene die niets van Christus heeft kunnen weten tijdens het Laatse Oordeel hem nader zullen staan dan de vele die roepen Christus, Christus*.

En dan noemt Dante vele Christelijke vorsten die nooit het rijk der hemelen zullen betreden vanwege hun hoogmoed, wellist, lafheid of hebzucht zoals: Albrecht van Habsburg, Philips de Schone, Edward I of II van Engeland en Robert Bruce van Schotland, Wenceslas IV van Bohemen, Ferdinand IV van Castilië, Karel II van Anjou, Frederik II van Aragon en nog zestal anderen.

Canto XX

De goddelijke gerechtigheid blijft Dante bezig houden. Hoe kan het zijn dat God het toelaat dat de mensheid wordt geregeerd door onwaardige pausen en heersers terwijl grote staatslieden, dichters of wijsgeren hun de toegang tot de hemel wordt ontzegt. Dante laat de adelaar zijn pupil zien waarin koning David verkeert, schrijver van de Psalmen, verdiensten die hem tot het Paradiso hebben toegelaten, vervolgens 5 andere lichten in de oogkas van de adelaar die zich eveneens tijdens hun leven hebben onderscheiden door hun rechtvaardigheid, te noemen:Trajanus, die rechtvaardigheid geschonken heeft aan een weduwe, Hizkia, een rechtvaardige koning van Juda, Constantijn de Grote, Willem II van Hauteville, koning van Sicilië en tot slot de Trojaans krijger Rhipeus, die door Vergilius in de Aeneas de meest oprechte, rechtvaardige Trojaan van allen was genoemd.

Van deze 6 geesten leefden 3 voor en 3 na christus, aangevend dat men mits rechtvaardig, ook als niet gedoopte, niet-Christus kenner toch het Paradiso kan bereiken, alles gebaseerd op de goddelijke rechtvaardigheid, niet door engelen en heiligen te doorgronden, laat staan door een mens. Probeer dat niet, zegt Dante, want onze kennis is beperkt. Hier past dus menselijke bescheidenheid t.o.v. de ongekendheid van de goddelijke tekenen.

Canto XXI

Als eerder gezegd hoe hoger in de hemel opgestegen hoe schoner Beatrice’s schoonheid, hoe heftiger het vuur dat ze uitstraalt, zeker als ze lacht, zo heftig dat dit zijn mensenogen kan doen verzengen.

Hij legt zich hierbij neer, de nederigheid zelve. Ook dat zijn gehoor de hemelse muziek niet meer kan verdragen.

Alhier de 7de hemel, die van Saturnus, symbool van gematigdheid. Hier bevinden zich de geesten die het wereldse leven hebben afgezworen en zich richt op contemplatie en onthouding. Vandaar dat hier stilte heerst, om alle ruimte te bieden voor gebed en contemplatie.

Hij ontwaart een eindeloze ladder, met aan weerskante allerlei lichten, symbool van het ascetisch leven, zoals hij op Mars het kruis zag, symbool van de verlossing, op Jupiter de adelaar, symbool van de wereldlijke orde

Met Petrus Damianus, die leefde rond 1030, kloosterling, op goddelijk initiatief van de trap gedaald, sterk verlicht, bespreekt hij de voorbeschikking en de verloedering van de clerus. Hij doet dat door de eenvoud van Petrus en Paulus tegenover de ‘vetheid” van de clerus te stellen. Zij, lieden van de clerus, hebben 2 dienaren nodig om hen te steunen en rechtop te houden, eenmaal te paard, hun kleed is net zo omvangrijk om 2 paarden te omhullen.

Voorts geeft Damianus het verzoek door om aan de mensheid kenbaar te maken dat Gods wil is ondoorgrondelijk, probeer dat als mensen niet te begrijpen.

Aan het eind van dit Canto en het verhaal van Damianus verschijnen meer lichten, die allen om Damianus heen wentelen totdat zij allen een uitroep slaken, door Dante niet verstaan.

Canto XXII

Beatrice gaat nog even in op de uitroep die Dante deed schrikken. Zij beschermt hem als een moeder haar kind, immers al wat hier gebeurt is goed. Het geschreeuw van de engelen duidt op de wraak van God voor de zondaars van de kerk, zij zullen de dans niet ontspringen.

In nederigheid verzonken laat Dante zich aanspreken door de heilige Benedictus, rond 500 de stichter van de benedictijner kloosterorde op de Monte Cassino bij Rome.

Hij vertelt dat hij als eerste het geloof verkondigde en velen heeft gered die, misleid door een profane cultus, zondig dwaalden* (Canto XXII 44-45), zoals ook andere kloosterlingen dat deden zoals Macarius en Romoaldus, stichter van het klooster der camaldolenzen te Camaldoli. (Zie mijn verwijzing In viaggio con Dante, maart 2021)

In nederigheid, onder de indruk van het licht van Benedictus en van het feit dat Dante hem mag aanschouwen, vraagt Dante hem of hij het Licht tegemoet mag treden.

En dan zegt Benedictus:

Ond’elli: ‘Frate, il tuo alto disio (Canto XXII 61-66)

s’adempierà in su l’ultima spera,

Ove s’adempion tutti li altri e ‘l mio.

Ivi è perfetta, matura e intera

ciascuna disianza; in quellla sola

è ogne parte là ove sempra era.

(Hij zei: ‘Van dit verlangen zo verheven,*

Wacht u vervulling in de hoogste kring (het Empyreum, verblijfplaats van God)

Waar alles wordt vervuld waar wij naar streven,

Want daar kent elke wens voleinding,

Voltooid, gerijpt, volmaakt in elk begeren,

Bewegingloos elk deel der ordening.)

Maar tegenwoordig streven mensen niet meer naar het hoogste, zie het verval van de kloosters, waar rovers, dieven en vrekken nu huizen, zie het geld dat ze opstrijken in plaats het aan de armen te geven. Deemoed, daarop baseerden wij ons leven, ons geloof, en zie hoe nu alles wat wit was bruin is geworden. Moge God deze schande ooit doen verdwijnen, zo eindigt Benedictus zijn contact met Dante, waarna hij de trap opstijgt. Beatrice en Dante volgen hem op weg naar de sfeer der Vaste Sterren, van het sterrenbeeld Tweelingen, het tijdstip van mijn geboorte, - hoe vreugdevol ben ik dat te mogen lezen - , en die van Dante.

Hij bezingt deze sterren als volgt:

O gloriose stelle, o lume pregno (Canto XXII 112-115)

di gran virtù, dal quale io riconosco

tutto, qual che si sia, il mio ingegno,

(O sterren vol van kracht en luister, gij*

Die met uw invloed mijn talent bepaalde,

Hoe groot of hoe bescheiden het ook zij,)

Met zo’n sterrenbeeld heb je toch geen reden tot klachten, dacht ik zo.

Vanaf deze plek kijkt Dante neer op de aarde, een klein perkje, als een astronaut vanuit een ruimteschip, dat hem het volgende ontlokt:

L’aiuola che ci fa tanto feroci, (Canto XXII 151-154)

Volgendom’io con li etterni Gemelli,

Tutta mi apparve da’colli a le foci;

Poscia rivolsi li occhi a li occhi belli

(Daar ver beneden zag ik het geringe*,

Omgolfde perkje liggen dat zozeer

Het slechte opwekt in ons stervelingen.

Toen zocht mijn blik haar mooie ogen weer)

In 2018 heeft een lezenswaardig artikel gestaan, verwijzend naar de ‘aiuola’, eigenlijk een kleine ‘aia’, dorsvloer. Zo te zien wordt hier verwezen naar het graan op de dorsvloer dat ons tot een wilde, feroci, maakt. Wij, heden ten dage, zien hier meer ons omgaan met de wereld in, meer als woestelingen dan als lieden die zorgzaam met elkaar en onze aarde omgaan.

"L'aiuola che ci fa tanto feroci" Dante nell'epoca dell'intolleranza - la Repubblica.it

Canto XXIII

Nog steeds buitengewoon onder de indruk van de ogen van Beatrice en haar pracht, haar stralenkrans, wordt hij getroffen door een grote hoeveelheid licht. Beatrice geeft hem vertrouwen en vraagt hem niet naar haar maar naar de plek te kijken waar de Roos (Maria) groeit en waar lelies (de apostelen) stralen. Dante raakt in verrukking, immers hij had altijd Maria, naar wie hij dagelijks bidt, willen aanschouwen.

Een lichtflits omringde haar, zoals ook wonderschone gezangen. Maria, ook wel door Dante de Sterre of de Saffier genoemd, verdwijnt weer uit beeld, Dante kan haar niet meer volgen, terwijl engelen het Regina Caeli, vorstin des hemels, aanhieven. Zo zijn zij vervult van het belang dat Maria had in de redding van de mensheid.

Het is voor Dante een enorme opgave steeds te zoeken naar woorden, beelden om ons duidelijk te maken hoe hij die bijna niet te beschrijven hemelse sferen, de mystieke wereld, ziet. Hij doet dat door soms hele aardse dingen aan te roeren zoals hij bijvoorbeeld het eerbetoon van de engelen aan Maria omschrijft:

E come fantolin che ‘nver’ la mamma (Canto XXIII 121-126)

tende le braccia, poi che ‘l latte prese

per l’animo che ‘nfin di fuor s’infiamma;

ciascun di quei candori in sù si stese

con la sua cima, sì che l ‘alto affetto

ch’elli avieno a Maria mui fu palese.

(Zoals een pasgevoede zuigeling*

De armpjes naar zijn moeder uit zal steken

Verlangen naar haar warme koestering

Zo strekten zich, terwijl ze naar Haar keken

De lichten tot een vlam. Hun liefde voor

Maria is uit dat gebaar gebleken.)

Canto XXIV

In de volgende 3 Canto’s getuigt Dante van zijn geloof, hoop en liefde ten overstaan van Petrus, Jacobus en Johannes.

Toen Beatrice aan de hemelschare te kennen gaf dat haar metgezel al wat broodkruimels had gegeten maar dat hij nog wat behoefte had aan water om zijn dorst naar kennis te verzadigen, vervulde wederom een bijzondere lichtkrans de ruimte. Omgeven door een voor Dante niet beschrijven mooi koorgezang, treedt apostel Petrus uit de rei en vraagt op aandringen van Beatrice aan Dante: Wat is het geloof?

Wat antwoord Dante?

Fede è sustanza di cose sperate (Canto XXIV 64-66)

E argomento de le non parventi;

E questa pare a me sua quiditate.

(Is het geloof de vaste grond van wat*

Wij hopen, en ook het bewijs van zaken

Die wij niet zien: de hoofdzaak lijkt me dat.)

En op de vraag hoe Dante tot het geloof is gekomen, antwoordt hij, door de Heilige Geest die met zijn invloed het Oude en Nieuwe testament heeft doen schrijven. Door de wonderen van Christus wordt de waarheid van die boeken ondersteund. En mochten die wonderen niet waar blijken, dan nog, volgens Dante, door het feit dat zoveel mensen het christelijk geloof aanhangen is al een wonder op zich. Onder instemming met die antwoorden van Dante en onder het gezang van het Te Deum vraagt Petrus nog aan Dante wat hem zo op aard tot dit geloof had aangespoord. Hij geeft aan dat hij in God gelooft, dat wij van God zijn en tot hem zullen wederkeren, daarnaast in de Drie-eenheid, zoals bevestigd in het Oude en Nieuwe Testament. Daarna verdween Petrus al draaiend rond Dante en zingend en zegenend, zo content was hij met zijn antwoorden.

Canto XXV

Niet wars van enige hoogmoed of zelfkennis, hoopt Dante dat Firenze, nu nog in het bezit van de wolven, hem weer zal toelaten en dat ze hem als dichter zullen tooien met een lauwerkrans in de Doopkapel, waar hij is gedoopt. En dan verschijnt de apostel Jacobus, de heilige voor wie de pelgrims in Noord Spanje samenstromen*.

Jacobus is in 44 na Christus gestorven tijdens het bewind van Agrippa I, als eerste van de apostelen de marteldood. Zijn lichaam zou volgens de legende na zijn dood zijn overgebracht naar Spanje.

Petrus was, zoals 2 duiven samen kunnen wezen, koeren en fladderen in harmonie*, zeer verheugd Jacobus te zien.

Dante wordt gevraagd aan te geven wat voor hem de hoop betekent. Beatrice antwoordt voor Dante door te zeggen dat er op aard geen sterveling is, die strijdt voor de kerk van Christus, die meer hoop heeft dan hij.

Op de vraag wat hoop is antwoordt Dante:

Spene,’ diss’io, è uno attender certo (Canto XXV 67-69)

de la gloria futura, il quale produce

grazia divina e precedente merto.

(Zo had ook ik mijn antwoord snel gereed:*

‘Hoop is vertrouwen op het hemels leven

Dat God ons schenkt als men het goede deed.)

Na nog een uitwijding over de bronnen van de hoop daalt een nieuw licht af, dat van de apostel Johannes.

Verblind blijft Dante Johannes aan staren. Hij vraagt waarom doe je dat? Dan zegt Johannes: mijn lichaam is nog op aard, in staat van ontbinding, wachtend op de dag des oordeels. Alleen Christus en Maria bevinden zich met ziel en lichaam in de hemel en vervolgt met het verzoek aan Dante te vertellen op aard wat hij hier gezien heeft. En dan rondkijkend constateert Dante geschrokken dat zijn Beatrice niet meer te zien is, zo verblind was hij.

Canto XXVI

Terwijl Johannes Dante geruststelt dat zijn gezichtsvermogen spoedig zal terug keren laat Dante Johannes zeggen dat het goede tot liefde leidt. Zijn liefde tot God is toegenomen naarmate Dante zich meer bewust is geraakt van het bestaan der dingen, zijn eigen bestaan, de dood van Christus en de hoop op het eeuwig leven. Waarna het heilig, heilig, heilig wordt aangeheven, waar ook Beatrice aan mee doet.

En dan verdwijnt door het licht van Beatrice de verblinding uit de ogen van Dante en aanschouwt hij Adam, symbool van de verloste mensheid.

Dante wil met Adam over de taal praten, maar zegt ondertussen dat hij niet uit het Paradijs is verdreven vanwege de appel, gulzigheid, die hij in het zesde uur opat, maar vanwege de hovaardij, de beperkingen van het menselijk intellect.

Zijn taal bestaat niet meer, zegt Adam, ook niet ten tijde van de bouw van de toren van Babel. Taal leeft, groeit mee met de tijd, het is iets van de mens zelf hoe hij zich uit wil drukken. Dante wil daarmee ook onderstrepen dat de volkstaal net zo goed gebruikt kan worden om zich al of niet poëtisch uit te drukken als het Latijn.

Canto XXVII

In dit laatste Canto dat zich afspeelt in de sfeer van de Vaste Sterren maakt Dante zich klaar voor zijn verblijf in de vergeestelijkte hemelen.

Dante geeft Petrus, rood aangelopen, nog voor de laatste keer de kans tegen Paus Bonifacius VIII te keer te gaan, zijn honger naar macht en geld, o.a. middels het grootschalig gebruik van aflaten te verafschuwen.

Dat te keer gaan wordt met een ongebruikelijk heftigheid verwoord en dan te bedenken dat dit in de sfeer van het oh zo vredig geachte Paradiso door Petrus zelf wordt uitgesproken.

Zelfs Dante en Beatrice lopen rood aan van dit woordengeweld van Petrus.

Quelli ch’usurpa in terra il luogo mio, (Canto XXVII 22-27)

il luogo mio, il luogo mio, che vaca

ne la presenza del Figliuol di Dio,

fatt’ha del cimitero mio cloaca

del sangue e de la puzza; onde ‘l perverso

che cadde di qua sù, là giù si placa.

(Hij die op aarde zich mijn stoel liet geven,*

Mijn stoel, mijn stoel die, om zijn euvelmoed,

Voor Christus echter ledig is gebleven,

(dit verwijst naar het idee dat Dante Bonifacius VIII geen waardige plaatsbekleder van Christus op aarde achtte)

Maakt van mijn graf een put vol drek en bloed,

Wat hem - is Lucifer- in de diepte moet betreuren

Dat hij is neergestort, genoegen doet’.)

En zo gaat Petrus nog even door met zijn afschuw over de kerk uit te spreken, afsluitend met het verzoek aan Dante net zoals Cacciaguida en Petrus Damianus dat hadden gedaan om te verhalen wat hij hier gezien heeft.

Beatrice nodigt Dante uit nogmaals naar de aarde te kijken, te zien hoe groot Gods voorzienigheid is waarna Dante opstijgt naar de negende hemel, het primum mobile. Beatrice verklaart de essentie, dat wat alles doet bewegen, over alle hemelse sferen heen hangt, de oorsprong der dingen.

Cato XXVIII

Nadat Dante zijn ogen van de mooie ogen van Beatrice had afgewend, zag hij in een oogwenk een stralend Lichtpunt, God, waaromheen negen kringen van roterend vuur.

Dante vraagt zich af hoe hij deze lichtkringen moet zien ten opzichte van de hemelsferen die rond de aarde draaien. Beatrice geeft aan dat de grote van de hemelsferen wordt bepaald door de deugd en de redding die deze sferen bepalen. Deze worden bestuurd door Engelen, de grootste, het dichts bij God, het Primum mobile, door de Serafijnen.

Beatrice geeft aan dat de aardse sferen en de goddelijke kringen elkaars gelijke en tegengestelde zijn. De grootste sfeer, diegene met het meeste invloed, het fysieke universum van de Primum mobile, is gelijk aan de kleinste kring, het metafysische universum, dat het dichts bij God verkeert.

Net zoals in Canto II van het Pardiso worden hier nogmaals de sferen genoemd en wel in groepen van 3 triaden. De eerste triade, de Serafijnen, Cherubijnen en de Tronen. De volgende triade, de Heerschappijen, Krachten en Machten en de laatste triade, de Vorstendommen , Aartsengelen en Engelen.

Tot slot zegt Dante dat de liefde voor God voortkomt uit kennis. Deze kennis komt weer voort uit verdienste en genade oftewel een deel is aangeboren en een deel moet je echt zelf

verwerven, daar moet je moeite voor doen. Oftewel, niets komt van zelf, ook de goddelijke liefde dus niet.

Canto XXIX

Na de aandacht voor de hiërarchie der engelen, nu die voor de betekenis daarvan.

God schiep de engelen, door hen te bezielen met leven dat zij van de Heer ontvingen. Vorm en materie, dat zijn de engelen, vormen samen het heelal, hetgeen tezamen orde en structuur van het hemelse vormden.

Maar wat deed God voordat God de schepping realiseerde? Dante geeft aan:

Né prima quasi torpente si giacque (Canto XXIX 19-22)

ché né prima poscia procedette

lo discorre di Dio sovra quet’acque.

(Voordien lag God niet neer in ledigheid,*

Want vroeger tijd noch later tijd bestonden

Eer Hij zich aan de schepping heeft gewijd.)

Na de schepping der engelen zijn meteen een aantal op aarde neergevallen door toedoen van Lucifer, dankzij zijn hovaardigheid.

Deze engelen alhier verkeren in Gods aanschijn, zien hem en niets anders. Hebben dan ook geen bewustzijn, geheugen of verstand, zoals soms, o.a. door Augustinus, wordt beweerd.

Er komen op aarde meerdere dwalingen voor, mede door wijsgeren op zoek naar eigen roem, maar Dante geeft aan dat het noodzakelijk is zich aan de leer van de Heer te houden en deze te verkondigen.

Ontelbaar veel engelen heeft God geschapen, allen Gods licht middels spiegels uitstralend. Zij allen kijken God aan, laten wij ook zijn stralengoed aanschouwen.

Canto XXX

Dante komt nu aan in de allermooiste, indrukwekkendste deel van het Paradiso, in het Empyreum, wat Dante noemt: uit zuiver licht bestaande hemelstreken*.

Dante voelt zijn beperkingen in het verwoorden van de schoonheid van Beatrice. Wat ik ook schrijf, het zal nooit voldoende zeggingskracht hebben, zo verheven is de schoonheid van Beatrice. Hij moet zich erbij neerleggen, hopend dat een hogere macht haar schoonheid zal bezingen, zodat ik zelf – Dante – mijn krachten voor de laatste Canto’s kan sparen.

Alhier, badend in een zee van licht, de engelen en de lichamelijk gelukzaligen die op de dag des Oordeels voor een ieder zichtbaar zullen zijn.

Hij ziet een lichtstroom, de goddelijke genade, ingebed in beide oevers, de testamenten, vonken, zijnde de engelen en bloemen zijnde de gelukzaligen. Eerst nog onvolmaakt, niet door mensen ogen geheel te doorgronden, maar eenmaal van het goddelijk nat gedronken kon hij alles in totale volmaaktheid, in al zijn pracht, aanschouwen.

Hij is een en al verbazing te zien wat hij ziet, zich bevindend in een roos van bladeren, waarna Beatrice wijst op al diegenen die witte kleding dragen, op de stad Jeruzalem, op de lege zetel met keizerskroon, bedoeld voor Hendrik VII, die Italië moest redden. Dat is niet gelukt vanwege zijn vroege dood, maar ook niet door toedoen van Paus Clemens V, die net zoals Bonifacius zijn tijd in de hel zal moeten doorbrengen.

Alhier de laatste woorden die Dante wijdt aan het aardse, esthetische contemplatie is wat hem nu bezighoudt.

Canto XXXI

Hij heeft nu een hemelse staat van extase bereikt, hij heeft God, het Lichtpunt mogen aanschouwen, hij heeft Beatrice niet meer nodig.

Engelen en gelukzaligen omringen hem. Engelen gaan als bijen naar de honing de roos binnen en er weer uit richting God, met een aangezicht van levend vuur en gouden vleugels en een wit gewaad. Hij keek zijn ogen uit, een en al verwondering. Hij zocht naar Beatrice, maar trof een oude grijsaard in wit gewaad aan die hem wijst waar Beatrice is, ver van hem vandaan, gezeten op de derde rij van boven, met een krans omgeven. Hij bidt dan tot haar, haar dankend voor haar geleide, voor haar hulp, door liefde gedreven, om hem in redding te brengen. Dankend voor haar verzoek aan Vergilius om Dante te begeleiden, haar vragend hem, in al zijn nederigheid beseffend het niet alleen te kunnen, te helpen zijn zuiverheid te behouden tot aan zijn dood toe om dan het Paradiso te kunnen bereiken, aldus:

La tua magnificenza in me custodi, (Canto XXXI 88-90)

sì che l‘anima mia, che fatt‘hai sana,

piacente a te dal corpo si disnodi.

(Bewaar in mij je wonderbare zegen,*

Totdat mijn ziel, die jij genezen kon,

Rein dankzij jou de aard zal zijn ontstegen’.)

Nog eenmaal keek zij glimlachend Dante aan, waarna haar blik naar het Goddelijke draaide.

Die grijsaard is Bernardus van Clairvaux, benedictijn, die later rond 1116 in Clairvaux een cisterciënzer klooster stichtte.

Bernardus adviseert Dante te kijken naar de bloemenpracht, probeer er aan te wennen, zoveel licht, er komt nog meer. Vervolgens naar boven, waar de Hemelkoningin, omringd door engelen met wijd gespreide vleugels, in het volle licht te zien is. Sprakeloos is hij, haar glimlach te aanschouwen, evenals Bernardus in alle genegenheid. Dankbaar ook, het is Maria geweest die Beatrice uitgezonden heeft om hem te redden.

Canto XXXII

Een beeld van het hemelse amfitheater wordt gegeven, een witte roos, waarin de zetels der heiligen, met een cirkel als basis. In twee helften verdeeld, een het Oude en een het Nieuwe Testament. Maria op de bovenste rij, Johannes de Doper daar tegenover. In de sfeer van het Oude Testament de namen van moeders naar het vlees, zij die geboren zijn uit het bloed, en in de sfeer van het Nieuw Testament, de vaders van de geest, zij die geboren zijn uit God.

Aan de voet van Maria zit Eva, schuldig aan een diepe wond, de erfzonde door de komst van Christus op aarde genezen. Op de derde rij Rachel, met naast haar Beatrice. Vervolgens Sara, Rebecca, Judith en nog andere Joodse vrouwen.

Bij Johannes de Doper zijn te zien Franciscus, Benedictus en Augustinus en nog andere heiligen. Voorts nog ongedoopte Joodse kinderen en andere gedoopte kinderen.

De vraag over de plaats van het ongedoopte kind komt weer naar voren. Als Joods jongetje is de besnijdenis voldoende om op vleugeltjes omhoog te varen. Maar ongedoopten na de geboorte van Christus gaan naar het Voorgeborchte, aldus Dante.

Met een door engel Gabriel aangeheven: ‘Wees gegroet Maria’, wordt de blik van Dante naar Maria getrokken, zo ontzagwekkend, zo wonderzoet, zo aan mijn beeld van God nabijgekomen*.

Dan wijst Bernardus Dante op 2 personen, gezeten naast Maria. Links Adam met naast hem Mozes en rechts van haar Petrus, met naast hem Johannes. En recht tegenover Petrus, Anna en tegenover Adam Lucia, zij die heeft bijgedragen aan Dante’s verlossing, in alle drie de Cantiche genoemd. Het zijn dus 3 vrouwen geweest die Dante’s redding mogelijk hebben gemaakt: Beatrice, Lucia en Maria. Het zij gezegd.

En dan geeft Bernardus Dante aan zich volledig op God, Hij die Liefde is te concentreren en vraagt hem samen tot Maria bidden, wier steun Dante nodig heeft in de weg opwaarts,

Canto XXXIII

Het laatste Canto van het Paradiso, van de Divina Commedia. Alhier komt alles tezamen, de persoonlijke reis van Dante door alle Cantiche heen, zijn zoektocht naar het allerhoogste, tegelijkertijd ook de eindbestemming van ons allen, ons als mens, de mensheid. Uiteindelijk hopen wij, als ik zo vrij mag zijn dat aan te nemen, net als Dante ooit tijdens het Laatste Oordeel of mogelijk eerder in de schoot van God te worden opgenomen. Zo kan men de DIvina Commedia een werkelijk universeel karakter, het universum betreffend, toeschrijven.

Nu terug naar de tekst van deze laatste Canto.

Alvorens aandacht te besteden aan hem die Liefde is, stelt Bernardus aan het slot van het vorige Canto aan Dante voor eerst samen met hem een gebed te richten tot Maria waarna een buitengewoon indrukwekkende lofzang aan Maria volgt.

O.a. zegt Bernardus over Maria:

In te misericordia, in te pietate, (Canto XXXIII 19-21)

in te magnificenza, in te s’aduna

quantunque in creatura è di bontate.

(In u mocht medegevoel, bekommernis*

En mildheid, al het goede samenstromen

Dat in Gods schepselen te vinden is)

Alhier wordt de link gelegd met het gesprek van Beatrice met Vergilius in Canto II Inferno 94-96 , waarin zij hem aangeeft door Maria te zijn gezonden om hem, om wie zij zich bekommert, te redden

Vervolgens vraagt hij Maria Dante de genade te geven om het hem mogelijk te maken het Goddelijke te aanschouwen, immers zijn nederigheid maakt hem bewust dat hij dat zonder Maria’s steun niet zal lukken, hetgeen past in het beeld van Maria als intermediair tussen God en de mens. Vraagt haar vervolgens hem te beschermen, zuiver te houden weer terug op aarde, zodat hij eenmaal het leven gelaten het Paradijs voor hem bereikbaar is waarna hij ziet dat Beatrice en ook andere vrouwen tegelijk met hem in gebed zijn.

Dan aanschouwt Dante het goddelijke licht en voelt dat zijn zeggingskracht afneemt, dat hij niet meer goed onder woorden kan brengen wat hij ziet. Toch vraagt hij om Gods hulp hem het mogelijk te maken te beschrijven wat hij ziet, zodat mensen die na hem leven weten wat hij gezien heeft.

Hij kan er maar niet over uit wat hij ziet, zo veel indruk maakt het op hem, zo volmaakt als het is.

Maar dan verandert het Lichtpunt, het worden 3 cirkels met verschillende kleuren, de heilige Drievuldigheid. Twee identieke, op regenbogen gelijkende cirkels, een derde leek op vuur. Dan ziet hij in een van die cirkels Christus als mens verschijnen. Dante wil daar meer van weten, maar een bliksemflits doet hem verstommen, zijn kracht loopt weg om God nog langer aan te kunnen zien tegelijk beseffend dat:

Ma già volgeva il mio disio e `l velle (Canto XXXIII143-145)

sì come rota ch’igualmente è mossa

l’amor che move il sole e l’altre stelle.

(Maar als een wiel dat staag zijn kring beschrijft*,

zo werden mijn gevoel en wil bewogen

Door Liefde, die de zon en sterren drijft.)

(Overigens wordt die laatste regel ook nu nog gebruikt voor personen van onbesproken invloed, zoals politici.)

Volledig in extase, opgenomen in Gods Liefde, de liefde die de basis is van alle het leven, is hij aan het eind van zijn reis gekomen.

Hij zal de wereld laten weten wat hij gezien heeft, en hoe!.

Slot

Hoe lang Dante in die staat van extase is geweest, wie zal het zeggen, wel kan ik zeggen dat ikzelf na mijn extase na het lezen van al die versregels van het Paradiso en dan met name die van het laatste Canto, waarin in alle pracht de schoonheid en genade van Maria en het goddelijk aanschijn wordt beschreven enige tijd nodig heb gehad om met mijn beide voeten weer op aarde te komen. Wat een intensiteit, wat een poëtische kracht, maar ook wat een geloof moet Dante gehad hebben om al dit poëtisch te kunnen verwoorden. Het is niet te bevatten dat een mens in staat is geweest zoveel vraagstukken over ons menselijk bestaan, gedrag, over oplossingen maar ook over ons geloof aan de orde te stellen en daarop antwoord te geven en dat in een persoonlijk als in ons allen rakende universele verhaalvorm dat dat van het begin tot het eind blijft boeien.

Ik heb geprobeerd om dat wat ik relevant vond te verhalen, tegelijkertijd me bewust dat dat slechts kleine stukjes zijn van een heel complexe puzzel. Relatief kort ben ik hier mee bezig geweest, er zullen zeker vele anderen zijn die diepgaander, uitvoeriger op al dat de Divina Commedia betreft kunnen ingaan.

Los hiervan, slechts een enkel citaat, terzine, heb ik in mijn verhaal opgenomen, om iets toe te lichten. Eigenlijk zou ik veel meer citaten moeten overnemen om de schoonheid en kracht van de poëzie van de Divina Commedia over te brengen. Als ik even denk aan de eerste 13 terzinen van het laatste Canto XXXIII, waarin Bernardus tot Maria bidt en haar een lofzang toebrengt en om haar hulp voor Dante vraagt, dat is zo mooi, dat moet je gewoon zelf lezen om echt te kunnen bevatten wat Dante daarin heeft willen overbrengen. Al mijn eigen woorden om aan te geven wat je daar al zo leest schieten daarbij te kort, overigens niet alleen daar, overal, immers net zoals Dante zegt dat zijn zeggingskracht tekort schiet om het Goddelijke te beschrijven zo geldt dat ook voor mij, als voor mij ligt iets te zeggen over de Divina Commedia.

Nu de beschrijving van de Divina Commedia is afgerond, alles langs mijn ogen en vingers is gegaan, ligt mij de vraag voor wat ik het mooist, het meest indrukwekkende, het meest ontroerende of het knapste vond.

Daar kun je lang over nadenken, maar ook niet. Ik vergelijk het met een vraag over een schilderij bijvoorbeeld een van Rembrandt, wat vind je daarvan het mooist? Dan zou ik zeggen, in lijn met wat ik wil zeggen over de Divina Commedia, het gaat mij om de schoonheid van het totaal, niet om de details, de kleuren, de pennenstreek, het licht, de figuren, hun betekenis, waarom dit zus, waarom dat zo. Over al die details kan veel gezegd worden, boeken kunnen daarover vol worden beschreven, maar wat blijft hangen is de schoonheid, wat je daar dan ook mag verstaan, dat het schilderij uitstraalt, Zo ook is mijn kijk op de Divina Commedia, die van een onmetelijke, bijna goddelijke schoonheid.

Terughoudend, maar toch durf ik Dante enige Goddelijke Voorzienigheid toe te kennen. Al vroeg in zijn leven schrijft hij La VIta Nova. Hij zegt dan aan het slot dat hij eens over Beatrice zal schrijven wat nog nooit iemand voor hem heeft gedaan. Een profetie waarvan hij op dat moment niet kan bevroeden of dat ooit uit zal komen. Vervolgens na enig politiek gekrakeel wordt hij verbannen, moet hij een enorm geestelijk lijden ondergaan dat hem tot onderzoek van hem zelf als die van de maatschappij aanleiding geeft. In de Divina Commedia getuigt hij met vele voorbeelden van dit lijden, tegelijk geeft hij een zowel psychologisch als theologische oplossing voor de problemen waar hij en de samenleving voor staan. Zonder zijn ballingschap,- was dit vrije wil, noodlot of Goddelijke Voorzienigheid - was hem dit nooit gelukt, net zoals het lijden en de dood van Christus een conditio sine qua non waren voor zijn verrijzenis. En dan in 1321 vraagt Guido da Polenta hem, een welsprekend persoon, nadat hij de Divina Commedia voltooid heeft naar Venetië te gaan om een lokaal probleempje op te lossen. Dante kon denk ik niet weigeren niet alleen omdat Guido zijn gastheer was maar ook omdat hij vermoedelijk niet blij was dat Dante zijn tante Francesca om niet voor iedereen te begrijpen redenen samen met Paolo in de Hel had geplaatst. Op zijn terugreis overlijdt Dante tengevolge van malaria. Zijn boek was voltooid, zijn werk volbracht, is het toeval, het noodlot of de Goddelijke Voorzienigheid dat Dante dan zijn laatste adem uitblaast?

Velen hebben in de loop der jaren geprobeerd om die schoonheid in een of andere artistieke vorm uit te drukken. Daar gaat mijn volgende verhaal in Augustus over.

Met grote dank is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

  • De Syllabus van het PROJECT DANTE 2021, aangeboden door de vereniging Dante Alighieri Deventer
  • Ike Cialona, toelichting en vertaling, aangeduid met *, uit Dante Alighieri - Goddelijke Komedie
  • DANTE e la Commedia, samengesteld door Raffaelle Campanella (gerealiseerd mede dankzij la Società Dante Alighieri Italia)

1 Juli 2021

Rob Vroom

PS

De 14de juni 2021 heb ik de gelegenheid gehad kennis te maken met de nieuwe Italiaanse Ambassadeur Giorgio Novello. In het gesprek over onze Società Dante Alighieri, die hij goed kent, kwam ook naar voren hoe hij zelf onder de indruk is van het werk van Dante Alighieri. Hij gaf aan dat op de middelbare school een aantal jaren achter elkaar wekelijks in de les aandacht aan de verzen van de Divina Commedia werd besteed. Tijdens zijn ambassadeurschap in Noorwegen heeft hij over zijn liefde voor het werk van Dante Alighieri een lezing gehouden. Ik wil je deze niet onthouden.

Amb. Giorgio Novello: "Dante e la mia vita" - Istituto Italiano di Cultura di Oslo 29/11/2017 - YouTube

https://www.dante-amersfoort.nl/_media/1454580/be44c4e3bebf40b8865c8ec4a1e2dde0/view

 
 

19aug

Dante 700 Augustus 2021- deel 1

De Kunsten Dante Alighieri, aan het eind van zijn laatste 33ste Canto in het Paradiso volledig opgegaan in een totale abstractie, heeft...

19aug

Dante 700 Juni 2021: Purgatorio

Purgatorio Nog koud van lijf en leden, eerst nog gezeten in het diepste der diepten van de Hel, maar nu in de hoop dat mijn weg terug...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen